H.B. (Han) Peteri

W.H. (Wim) Peteri

Inleiding
Het verhaal over de ontsnapping van de broers Han en Wim Peteri is gebaseerd op een door Han op hoge leeftijd met behulp van interviews op papier gesteld persoonlijk verslag. De uit het verslag overgenomen gedeelten zijn cursief weergegeven.

Meidagen 1940
Han Peteri was zoals alle Delftse studenten september 1939 onder de wapenen geroepen.
We hadden het idee dat het allemaal onzin was. De Duitsers waren toen al Polen binnen gevallen, we hadden het idee: dat gebeurt hier niet.

Helaas pakte het heel anders uit en moest Han samen met vele andere studenten in zijn compagnie het gevecht aan gaan met de Duitse landingstroepen.
Voor zijn inzet werd Han Peteri gedecoreerd met het Bronzen Kruis.

Mobilisatie 1939                                     Han Peteri ontvangt het Bronzenkruis door Prins Bernhard

Per kano naar Engeland
Achter het idee om van naar Engeland over te steken zit niets bijzonders. Onder Delftse studenten bestond algemeen de instelling dat wie weg kon komen, dat moest doen. Je hoorde via radio Oranje van mensen die zich bij de Engelsen hadden aangesloten. Het was vanzelfsprekend als je bij het leger zou kunnen, je dat ook zou doen. Er werd veel over gepraat over anderen die weg waren gekomen.

De dagelijkse stroom van informatie over de oorlog versterkte het gevoel om iets te willen doen. Han kreeg een gevoel van haast.
Dan moeten wij toch ook eens zorgen dat we wat doen, want iedereen is er mee bezig.

In de winter van 1940/1941 had Han een boek van de Noorse schrijver Trygve Gulbranssen gelezen over mensen die met een kano van IJsland naar Noorwegen waren gevaren. Zo kwam Han op het idee om met een kano naar Engeland over te steken. Als 14 jarige voer hij al met zijn houten kano op de Schie en tijdens de vele vakanties in Katwijk verkende hij in een kano samen met zijn vader al de branding.
Na lezing van het boek vroeg hij Han zich af, hoever is het eigenlijk over zee naar Engeland?
Ik zag in de Bosatlas dat het ongeveer tweehonderd kilometer was en dacht: dat is net zoiets als de Elfstedentocht. Han had die zelfde winter de Elfstedentocht gereden. Toen heb ik tegen mijn broer Wim gezegd: wij moeten een kano kopen. Ik heb geen geld wil jij dat doen? Nou dat deed hij.

Wim werkte als assistent bij de TH Delft en verdiende ongeveer 100 gulden per maand. De kano kochten ze voor 300 gulden bij de firma Mentora in Rotterdam. Het was de laatste kano, een vouwkano van het Duitse merk Pirat.
We hebben erg veel geluk gehad door een dergelijk licht bootje te kopen, achteraf blijkt dat een heel goede keus geweest.

Han Peteri op latere leeftijd met de zakken en onderdelen van de vouwkano              Het frame

De voorbereiding
We zijn ons rustig gaan voorbereiden. Ik woonde intussen op de Oude Delft, want de TH was weer open. En ik ben gaan roeien bij Delftse Sport.

We hebben wat eten bewaard, ieder in een groot koekjesblik van Verkade. En we hebben wat blikjes soep gekocht, regeringssoep van 11cent per blikje. We dachten toen: we hebben voedsel en drank, iets anders hebben we haast niet nodig.

De kano brachten we naar Delft en die heeft samen met de foerage op de kamer van Wim gestaan. Toen hij een baan kreeg bij het GEB in Rotterdam hebben we de kano naar Rotterdam verhuisd.

We hadden twee kleine padvinderskompasjes, drie zaklantaarns en een heel kleine blikopener om mee te nemen. O ja, ik had ook een rekenliniaal mee, een Duits rekenliniaal en een collegedictaat van professor Kronig, theoretische natuurkunde. Ik dacht, dan ga ik dat voorbereiden. Ik dacht over niet al te lange tijd weer terug te zijn en dan moest ik toch in Delft een beetje opschieten…
Dat collegedictaat heb ik halverwege de Noordzee over boord gezet. Om gewicht te sparen.
Ook hadden we de eerste nieuwe persoonsbewijzen met de drie vingerafdrukken bij ons. Die waren een paar dagen voor ons vertrek uitgedeeld. Dat waren de eerste die in Engeland aankwamen.

We zijn gewoon doorgegaan met wat we anders zouden doen. Het was een zegen, dat niemand iets van onze plannen wist. We liepen niet het gevaar verraden te worden. We werden niet zenuwachtig, want we hadden allebei ons werk. We hebben rustig door geleefd met het idee: als we een echte goede gelegenheid zien, gaan we weg.

We wilden niet in de zomer, dan wordt het niet donker en zijn de nachten te kort en we mikten op oostenwind. Helaas waren geen weerberichten, dus je moest elke dag naar de barometer kijken. Dat deed Wim, en verder gewoon werken. Ik heb nog een scheikunde tentamen en een tentamen elektrische metingen gedaan. Tijdens het tentamen elektrische metingen wist ik het…  het was nieuwe maan en ook oostenwind . Onder het tentamen keek ik naar buiten en dacht: als we nu niet gaan, dan lukt het niet meer van het jaar. Daarna ben ik direct op de fiets gestapt en naar Katwijk aan Zee gereden om een kamer te huren.
Tegen de verhuurder zei hij:
“Morgen komen we met bagage en een paar dagen later komt ons gezin”.
Een verhaal om de verhuurder als het ware te beschermen, en onszelf natuurlijk ook. Toen ben ik naar Wim in Rotterdam gefietst.

Han ging met de fiets naar Wim omdat telefoneren in die tijd nauwelijks mogelijk was. Hij maakte met hem afspraken over de voorbereiding zoals het inkopen van spullen voor de overtocht. Daarna ging hij naar zijn ouders en vertelde nauwelijks iets. Hij zei: “Voorlopig kom ik niet, want ik ben nou echt bezig” (met de studie). Tevens stuurde Han een brief naar zijn vriendin met de vraag om zijn ouders 14 dagen na hun vertrek in te lichten. De vriendin werd later zijn vrouw.

De reis naar Katwijk
De volgende dag heb ik Wim op zijn kamer opgehaald, en hij had eten, we aten het eerste eten van de gaarkeuken en daarna zijn we met de trein naar Katwijk gegaan. We waren allebei natuurlijk een beetje bang, want met een boot en een koffer met eten in de trein moet je natuurlijk niet de aandacht van Duitse militairen wekken. Wij stapten in een trein met lange wagons, met een voor- en een achterbalkon.

Wagon met voor- en achterbalkon                                 foto: NS

Het was betrekkelijk vol in de trein en ik ben toen met de kano (verpakt in een hele grote tas) op een balkonnetje gaan staan. Op een gegeven ogenblik ging er een Duitser met zijn rug tegen de kano leunen. Ik vond het prachtig en Wim schrok zich dood, die had het idee van: zeg, die Duitser bij die kano? Ik dacht die staat er op te passen, wat wil je nog meer. Je reageert dus totaal verschillend op gevaar.

Het is goed afgelopen en we zijn in Leiden in de blauwe tram naar Katwijk gestapt. Met een pak van 1.40 meter lang en dik, met de peddels, al het hout en de spanten. Ik denk dat het hele zootje misschien wel een kilo of dertig woog. En dan nog die koffer met eten en wat college dictaten en zo.

Ansichtkaart met eindpunt blauwe tram

Vanaf het eindpunt van de blauwe tram (in de Tramstraat) moesten we lopen. Dat was een enorm zware last en Wim liep met de koffer en ik liep met dat pak met draagriem van de kano op mijn rug. Je kunt eigenlijk niet veel meer dan een kilo of 15 een kilometer lang dragen. We wilden natuurlijk een luchthartige indruk maken, alsof we voor ons plezier naar Katwijk gingen.

Ik had bij het huren van het huis goed opgelet. We wilden vanuit het huis zo met de kano naar buiten kunnen. Dus moest het openslaande deuren naar het strand hebben en een kamer die minstens een halve meter langer was dan de bijna vijf meter lange kano, en ook niet te ver van de tram af.
Je moest vandaar natuurlijk ook zo naar het strand kunnen komen. Langs de hele Boulevard lag wel een rups van prikkeldraad. Wij zaten bij een punt waar ze overdag nog mensen doorlieten. ´s Nachts mocht je het strand niet op. Eerst had ik een huis nog dichterbij gezien, maar toen ik wilde aanbellen kwam er een Duitser de deur uit. Dus toen dacht ik: nee, hier maar niet. We hebben voor een week een hele verdieping heel wat betaald, maar we vonden dat aannemelijker met al die bagage. Toen het donker werd, zijn we de kano gaan opbouwen in een verduisterde kamer, met heel weinig licht en we hoorden de patrouilles langslopen.

Het opbouwen heeft veel langer geduurd dan gedacht, we hadden natuurlijk onvoldoende geoefend. Aan de andere kant deden wij belangrijke dingen beter, dan anderen die ons voor waren gegaan. We waren licht en hebben bewust niet gezocht naar een motortje of zeil, een roer en zijzwaarden. We konden wachten tot de allerbeste omstandigheden en dan zo weg. Want als je met tegenwind weg moet, dan kun je het echt wel vergeten, dan helpt geen motortje en of zeil, en met een grotere boot heb je veel last om op het strand te komen.

Nou, toen we de kano in elkaar hadden gezet, kwamen we tot de ontdekking dat we een onderdeel overhielden: een lat voor de ondersteuning van de boeg. De rest zat netjes in elkaar. Om twaalf ’s nachts zouden vertrekken, dan is het daarna nog lang donker. Maar het duurde tot half twee voor we weer klaar waren met de kano, hij ging weer helemaal uit elkaar.

De tocht (“met een Bosatlas en een horloge”)
We hebben even gekeken en geluisterd en toen de deuren geopend. Ik weet niet eens of we ze achter ons dicht hebben gedaan. Deuren open, voortuintje, hek, zo er overheen en door het gat in het prikkeldraad naar het strand.
Het was prachtig helder weer en nieuwe maan, geen maan dus, e een mooie oostenwind met een strakblauw lucht die niet echt donker was, ’s nachts is er nog zoveel licht.
We zijn met één voor en één achter de kano naar de zee gelopen en daar gingen we dan, in onze normale kleren, tweed jasjes. We hebben onze schoenen uitgetrokken en alleen onze broekspijpen een eindje opgestroopt, want we dachten dat die golfjes in de branding niet veel voorstelden. Als je die vanaf het strand ziet denk je, die komen niet verder dan halverwege mijn kuit. Maar als je er dan staat komt het toch tot ver boven de knie. We hadden duidelijk gebrek aan routine en waren te vroeg ingestapt. Het is toch al een moeilijk moment, dat instappen en door de branding heen komen, het ging ongelukkig en we sloegen om. Er brak ook nog een bankje af. Achteraf heb het idee dat we dat verkeerd gemonteerd hadden.

Ik dacht toen: verdomme en Wim dacht meer van: wat nu? Ik was geïrriteerd en zei: “Nou, leeggooien, hè. Pak ‘m op, en het water eruit.”
Dat hebben we gedaan en toen snel er weer in. Gelukkig zat de meeste bagage goed weggestopt, voor en achter. Alleen de kuip was open, daar zat een soort kuipzeil op waardoor de kleding droog bleef en de kano waterdicht. Dan ben je echt een kajakman. Maar zo goed was het bij ons allemaal niet in orde. Er was natuurlijk door het omslaan wel het een en ander weg, in ieder geval een schoen. Van de drie zaklantaarns hadden we er nog één en van de kompassen ook nog maar één over en ook nog één horloge,die hadden we hard nodig, want we moesten gewoon naar het Westen varen. Een kompas is een ellende, een horloge is veel makkelijker.
Zolang het helder is kun je zeggen: we houden de poolster onder negentig graden. Die houden we gewoon dwars, verder niks. Als het licht wordt, heb je een kompas nodig. Maar je kunt je natuurlijk ook op de zon oriënteren en met een horloge en de zon kun je gewoon naar het westen varen. Je kunt ongeveer schatten op welke breedte je zit. En dat deden we eenvoudig. Verder had ik helemaal geen ervaring met varen en navigatie, het was gewoon een kwestie van boerenverstand met de Bosatlas en een horloge.

We begonnen een paar klappen te varen en Wim werd zeeziek. We hadden een koekblik (Verkade) meegenomen met bruine bonen erin voor onderweg en daar aten we van. Wim ging overgeven van de bruine bonen en deed niets meer. Daar had ik helemaal geen goed gevoel bij en dacht: moet ik dat ding nou in mijn eentje trekken? Geleidelijk aan is hij bijgetrokken, maar dat heeft wel uren geduurd.

Wij moesten nog leren met het horloge en de sterren om te gaan, want op een gegeven ogenblik hoorden we de branding weer en toen dachten we: dat is niet goed. We hadden een rondje gevaren en was het intussen al vier uur. Gelukkig kom je met zo´n kanootje niet boven de golven uit, je zit heel laag en daardoor blijf je onzichtbaar.

We spraken af dat er steeds één van ons zou peddelen, dat de kano niet stil mocht liggen. Af en toe rustten we even uit, een kwartiertje, als een soort zieke vogel. Dan kun je het vrij lang volhouden. Het is geen hersenwerk.
Alles bij elkaar heeft de tocht 56 uur geduurd. We zijn rond twee uur ’s nachts op vrijdag 19 september 1941 vertrokken en op zondag 21september om tien uur ’s ochtends aangekomen. Een heel comfortabele tijd. We bleken in een rechte lijn naar Engeland te zijn gevaren!

Waterkaart met rechte lijn van Katwijk naar Engeland, afstand 180 kilometer

“Dat is Engeland”
Het weer was wisselend en het enige waar ik me echt zorgen om heb gemaakt was of de wind wel uit de goede hoek bleef komen. Om de wind achter ons te houden heb Ik echt een tijdje op mijn oren gestuurd. Toen de wind op een gegeven moment wat draaide heb ik wel gedacht: laat ik nou maar vriendelijk tegen Wim zijn en me niet ergeren, want als we allebei straks in het water liggen, dan is het toch een beetje pijnlijk.

We hebben gelukkig niet echt een flinke wind gehad. Want voor je het weet heb je golven van twee meter waar je tegenop zit te kijken. Van die dijken die zo aankomen rollen. Het deed de kano overigens allemaal weinig, het was een uitstekend bootje. We hebben ook een tijdje bijna geen wind gehad en verder uitstekend weer. Natuurlijk, alle geluk moet je mee hebben.

Op zondagochtend heel vroeg zagen we een boei, één boei en verder niets. We dreven door de stroom er ver vanaf en zijn er heel hard naartoe gepeddeld om te kijken wat erop de boei stond. Er stond op “Sizewell” en we zeiden tegen elkaar, “Dat is Engeland”.
We hadden het die zondagochtend wel zwaar en waren niet wanhopig, we hadden het gevoel dat houden we wel vol, maar het was wel erg zwaar.
Toen we de boei eenmaal hadden gezien, kikkerden we weer helemaal op, we wisten dat er dichtbij land moest zijn. Ik kreeg toen een beetje hetzelfde als bij wedstrijdroeien; je moet je ergens in gedachten aan vastklampen. “Laten we duizend slagen tellen en kijken hoe ver we dan zijn “ zei ik.

We hoorden een geluid als van een schip en zagen heel in de verte een centrale. Wim wist hoe een elektriciteitscentrale eruitzag, dus die zei: “Dat is de waterinlaat van die centrale.” Het was de Engelse centrale Sizewell en we landden toen op een hobbelig strand met keien.

Han Peteri vele jaren later op de plek van aankomst van 1941

We zijn hard gaan schreeuwen en het duurde enige tijd voordat er een reactie van de wal kwam. We hadden zo aan land kunnen stappen, maar we waren bang voor landmijnen. Er kwam een soldaat in onze richting aanlopen. Je stelde je voor dat ze daar tot de tanden bewapend bezig waren en dat je een hele hoop bijzondere dingen zou zien maar we zagen alleen maar gewone dingen. “Can we land here”, zoiets zeiden we en toen was het, kom maar hier.

Je krijgt altijd van die dramatische verhalen van mensen van, ik was zo uitgeput. Nee, wij liepen gewoon en herinner me niets van stijfheid. We pakten de kano op en hebben hem een eind hoger op het strand neergelegd. Toen zei die soldaat: “You join the Army” en Ik kreeg een pet op en zei: “Daar zal ik voor zorgen, hoor.”
De soldaat rapporteerde per telefoon onze landing en daarna werden we opgehaald en naar het politiebureau gebracht. Het politiebureau in Leiston, ten noordoosten van Ipswich. Daar schrokken we, ze zette ineens keihard de radio aan met het BBC nieuws. Ik dacht dat kan toch niet, stil… ….dat maakte duidelijk hoe we in Holland dachten.
Alles wat ze uit de kano hadden meegenomen werd in het politiebureau uitgestald en werd genoteerd, ook de kleinste dingen. Als student heb je van alles in je zakken, een stukje touw en nog zo wat, ik had een paar kaartjes van de dierentuin. Three tickets of a Zoo, what Zoo? Wat ging je daar doen?
And why three tickets? Ik zei, ik ben met een meisje naar de dierentuin gegaan en dat meisje nam haar zuster mee. Dat soort gekke dingen, dat je echt denkt als je ergens aankomt, gooi je zakken alsjeblieft leeg want dat spaart een hoop tijd.

Het was een echt politieonderzoek en ging erg zorgvuldig, ze waren ook erg aardig. Ze hebben schoenen geregeld, want wij hadden geen complete paren meer, en ik kreeg een broek van één van die mannen, want daar zat een grote scheur in, ook in mijn jasje. Het was allemaal een beetje amateuristisch. Zo hebben we een hele tijd op dat politiebureau gezeten en geleidelijk aan ging de dag voorbij.

We waren natuurlijk heel blij, maar ik heb niet staan juichen en dansen, het was van nou we zijn er en wat gaan we doen. Toen het donker werd, zijn we in een auto geladen en naar het politiebureau in het naburige Aldeburgh gebracht en ieder van ons in een arrestanten cel gezet. Heel vriendelijk werden we goodnight gewenst.

Ik heb ooit de uitlating gedaan: “we never felt more free than that first night in a British prison”. Dat geeft aan dat ik toch wel heel erg opgelucht was, heel blij op mijn eigen manier.

Royal Victoria Patriotic School, Londen

De volgende dag werden Han en Willem met een taxi de Royal Victoria Patriotic School in Londen gebracht. Engelandvaarders werden daar voor enkele dagen ondergebracht en uitgebreid verhoord.

Er zaten allerlei kerels in die school, ook een stel Belgen, die waren overgestoken en vertelden ons dat ze niet werden vertrouwd omdat ze zoveel geld bij zich hadden. Wij hadden geen geld bij ons, ik ben de oorlog begonnen met 11cent op zak.

Overste Pinto heeft ons verhoor, een Nederlander in Engelse dienst. Ik kan me nog goed herinneren dat ik zei: u verhoort ons nu allebei tegelijk, is dat niet onverstandig? Als we elk apart verhoord worden, dan hebben we meer mogelijkheid om elkaar tegen te spreken. Toen zei hij: ja, maar jullie zijn een heel makkelijk geval. Maar ik heb wel jullie zaklantaarns laten testen, want je weet nooit of daar ontstekingen in zitten. Hij vertelde dat een van zijn collega’s daar een hand mee had verspeeld.

Na die drie dagen kwamen we in het gebouw van de Nederlandse regering met het kantoor van de Nederlandse inlichtingendienst. Daar kregen we een beetje Engelse les en er ging iemand kleren met ons kopen. We konden er toch niet met scheuren in onze kleren bijlopen. We kregen de opdracht geen contact met anderen te zoeken voordat dat we bij de Koningin geweest waren. Dat wilde de Koningin zo, die wilde elke binnenkomer als eerste zien. De Koningin het idee van: jullie Engelandvaarders zijn voor mij de schakel met Nederland.
Het bezoek vond op 3 oktober plaats. Die datum heb ik onthouden omdat Wim precies op 3 oktober een jaar later alweer gevangen zat.

Weer stelden men allemaal vragen, we werden een beetje formeel verhoord. In ons paspoort werd opgenomen dat we in Engeland werden toegelaten op voorwaarde dat we dienst namen bij de Nederlandse strijdkrachten. Dat werd als eis gesteld en wij wilden niks liever. Ik wilde liever niet bij het leger en heb een goede keus gemaakt met de Marine. Maar dat weet je ook pas achteraf.
Eigenlijk wilde ik bij de luchtmacht maar ze zeiden: “Met jouw bijziendheid word je daar nooit goedgekeurd.” Toen zei ik: “Ja, maar Prins Bernhard heeft ook een bril…” De Soldaat van Oranje heeft dat handig aangepakt, die wist wat voor letters er voor zijn neus zouden komen.

Bij de marine

Hr. Ms. “Jacob van Heemskerck” met aanboord Han Peteri

Na alle verhoren en het bezoek aan Koningin Wilhelmina kwamen Han en Willem Peteri in dienst bij de Marine. Han werd geplaatst op de Hr. Ms. ‘Jacob van Heemskerck’ en opgeleid tot officier en heeft gedurende de rest van de oorlog op verschillende schepen gediend.

Wim Peteri werd officier en ging als ingenieur elektrotechniek op weg naar de Marinewerf in Soerabaja, Nederlands Indië. Wim bereikte Soerabaja niet omdat de Japanners intussen Nederlands Indië hadden bezet. Terug in Engeland ging hij les geven aan Nederlandse matrozen in elektrotechniek.

Op een dag stapte Wim in burgerkleren aan boord van een Motor Gun Boat om te zien of de apparatuur goed werkte. De boot kreeg panne en strandde op de Nederlandse kust. Wim werd door de Duitsers voor spion aangezien, gevangen genomen en overgebracht naar Durchgangslager Wilhemshafen. Daar begon de verschrikking. Hij werd drie maanden geheel geïsoleerd van de buitenwereld opgesloten. Daarna bracht hij de rest van de oorlog door in een kamp voor Engelse marine-officieren. Wim kon later onmogelijk vertellen wat hem allemaal was overkomen.

Han en Wim Peteri zijn op hoge leeftijd in Rotterdam overleden.

Bronnen::

  • Het persoonlijk verslag van Han Peteri en foto’s, beschikbaar gesteld door de familie Peteri;
  • Oranjehaven, Dertien sluipwegen naar de vijrheid, Paul van Beckum,1992.