Rudi van Daalen Wetters

Jaap van Hamel

Het historische filmfragment toont als eerste Coen de Iongh die met Robbie Cohen Engeland bereikte.
Als tweede komt na aankomt in Engeland Jaap van Hamel in beeld.

Inleiding

In de zomer van 1994 zette Rudi van Daalen Wetters voor het eerst zijn verhaal op papier hoe hij samen met Jaap van Hamel per kano naar Engeland was ontsnapt.

In 1988 was Rudi samen met zijn vrouw Ria na 45 jaar weer voor het eerst in Katwijk. Hij was na de bevrijding in 1950 naar Amerika vertrokken. Hij ging op zoek naar de plek waar hij 45 jaar geleden samen met Van Hamel zee had gekozen. Het Zeehostunneltje, onderdeel van het Rotterdamsch Zeehospitium, van waaruit ze op 21 juni 1941 ongemerkt via het strand zee hadden gekozen, was niet meer terug te vinden.
Ze spraken met dhr. K. C. Heemskerk van het Zeehospitium. Hij vertelde dat de ingang van het tunneltje enige tijd geleden was afgebroken en het gat met zand was dichtgegooid. Aan de kant van de zee was de uitgang door verstuiving geheel aan het oog onttrokken.
Heemskerk heeft enige weken later enkele foto’s van het Zeehosterrein en de ingang van het tunneltje, voorzien van een toelichting, naar Rudi en Ria in Amerika gestuurd.

Gedeelten uit het persoonlijke verhaal van Rudi zijn cursief weergegeven.

Het plan
Rudi wilde met van Jaap van Hamel, die in het verzet zijn sporen al had verdiend, naar Engeland ontsnappen. Het idee ontstond na de demobilisatie en ze waren eerst van plan om per vliegtuig te ontsnappen. Er waren al twee geslaagde ontsnappingen geweest, maar de Duitsers hadden daarna alle propellers van de civiele vliegtuigen afgehaald om volgende ontsnappingen te verhinderen.
Het volgende plan was over zee. Jaap van Hamel wist als Delftse student en lid van de verzetsgroep van prof. dr. ir. J.A.A. Mekel van het bestaan van het Zeehostunneltje in Katwijk aan Zee.
Voor de uitvoering werd de hulp ingeroepen van Max (Maximiliaan, 30-8-1919, overleden California, USA), broer van Rudi en Paul der Kinderen, een bevriend student medicijnen uit Leiden.

De voorbereiding
Rudi en Jaap kochten in Warmond van luitenant Bob van der Stok (later zelf Engelandvaarder) een vouwkano (merk Klepper) met zeilen en een buitenboordmotor. Maanden werd op een zolder geoefend met het in elkaar zetten van de vouwkano. Want het moest tijdens de ontsnapping blindelings en in korte tijd in het Zeehostunneltje gebeuren.
“Het belangrijkste was te oefenen om kleine onderdeeltjes van de kano in het pikkedonker en in stilte in elkaar te zetten”.
(citaat Rudi: www.verzetsmuseum.org)

 

Rotterdamsch Zeehospitium, ansichtkaart
Links het Blankenheim paviljoen, rechts de Zeehal en links daarvan de ingang  van het Zeehostunneltje naar het strand.

Dagen werd er gewacht tot het moment dat de wind uit het Oosten kwam om voor de wind te kunnen wegzeilen.
Donderdag 19 juni brachten Rudi en Jaap per bakfiets de vouwkano naar Katwijk en verborgen deze in het tunneltje. De volgende dag gingen ze met de twee helpers op de fiets naar het Zeehos.

Ingang tunnel met rails voor transport van kinderen met tuberculose naar het strand.

In de tunnel zetten ze de kano (merk Klepper) in elkaar gezet. Jaap en Rudi waren in uniform omdat ze bij aankomt herkenbaar wilden zijn. Ze wisten precies wanneer en in hoeveel tijd ze vanuit de tunnel in zee moesten zijn om niet te worden opgemerkt door een Duitse patrouille die de kust bewaakte.
Toen deze voorbij was openden ze 20 minuten later de deuren van de tunnel en liepen het strand op richting zee. Helaas was het laagtij en moesten ze een eind lopen voor ze bij de branding waren. Naar hun beleving maakte het lopen in zee veel lawaai en tevens ‘lichte’ de zee (“als vuurwerk op de Boulevard in Scheveningen”).

De tocht
Alles in het water fosforesceerde. Haastig, fluisterend afscheid genomen van onze helpers. Peddelen konden we niet, maar vlug het zeiltje op en wegwezen”.
Wij hadden dagen gewacht op een Oostenwind en dat hadden we gelukkig. Buiten gehoorafstand hebben we de motor geprobeerd, maar deze weigerde. We hebben hem toen maar samen met de blikken benzine (dure grap!) over boord gezet, and hope for the best.

Om zes ’s ochtends zagen ze nauwelijks de kust meer en hoopten dat het blauwgroene zeiltje door de kustwacht zou worden opgemerkt.
De tweede dag kwam er een Westenwind en moesten ze de hele dag laveren. Dat was met een zwaar beladen kano gevaarlijk werk en er stond een holle deining. Ook de derde dag gaf het zelfde beeld.
De vierde dag bracht windstilte en moest er veel worden gepeddeld. Jaap kreeg die dag hallucinaties en beweerde steeds dat de Engelse kust in zicht was. Rudi dacht op een gegeven moment dat ze Engeland al gepasseerd waren en nu maar naar het Vrijheidsbeeld in New York moesten gaan uitkijken. Hij heeft dit Jaap natuurlijk niet verteld.
Sinds hun vertrek uit Katwijk hoorden ze dagelijks vroeg in de ochtend en avond gedonder, terwijl er geen onweer viel te bekennen. Een mysterieuze gewaarwording.

De vierde ochtend even na het gerommel zagen we een groot vliegtuig in onze richting over het water scheren. Meteen seinde ik met mijn zaklantaarn het S.O.S. Het vliegtuig maakte een kleine zwenking en vloog recht over ons heen. Nog nooit van mijn leven heb ik zulke grote hakenkruizen gezien. We werden bijna volkomen uit het water gezogen. Gott im Himmel!
Goden zij dank bleef onze Oosterbuur doorvliegen richting Holland.

De vijfde ochtend hoorden ze weer gedonder en even later zagen ze een vlieg op de mast zitten.

Het was een doodgewone huis-, tuin- en keukenvlieg. Maar voor ons was dit de mooiste vlieg ter wereld.
Dit betekende land in de buurt, tenzij een duikboot naar boven was gekomen en er een had laten ontsnappen.
We werden al gauw gerustgesteld. We zagen meeuwen vliegen. Ik begrijp niet dat onze Lieve Heer ons eerst een vlieg liet zien en toen pas vogels, tenzij de vlieg zeeziek was.
We zagen toen links vooruit ook kleine stipjes in de lucht even boven de horizon. Na verloop van tijd merkten we dat die stipjes naar rechts bewogen en steeds groter werden. Tot onze grote verbazing zagen we dat het luchtballonnen waren. Ineens zagen we aan de horizon schepen verschijnen, elk schip met een BLIMP.

Toelichting
Een blimp is een luchtschip zonder skelet, in tegenstelling tot een zeppelin die dat wel heeft. De naam blimp is waarschijnlijk afkomstig van de Amerikaanse luchtmacht die twee soorten luchtschepen had, de A-rigid and B-limp. De blimp zou van de B-limp zijn afgeleid.
Bron: Wikipedia

De aankomst
Het duurde eindeloos maar eindelijk maakte een schip zich los van het konvooi en kwam recht op ons af. De deining sloeg de kano bijna om toen het schip langszij kwam. GREAT BRITTAIN, schreeuwde ik. Yes, was het antwoord. Een touwladder werd naar beneden gelaten, maar wij hadden geen kracht meer in onze benen. Dus vasthouden maar en zo werden we naar boven getrokken.

Rudi en Jaap gefotografeerd vanaf de HMS Eglinton (Nationaal Archief)

Het schip was een Australische destroyer HMS EGLINTON.
We konden niet staan, dus bleven we maar op het dek zitten en al spoedig kregen we een “oorlam”. Een levensgrote beker, half rum half gloeiende thee. Het gevolg was dat we een half uur later vrolijk strompelend de kombuis binnen kwamen huppelen.

HMS Eglinton, Royal Navy, met als commander Emile Frank Verlaine Dechaineux

Even later na een kort onderhoud, gaven we de kapitein van het schip onze FN pistolen. Toen we na het diner nog even een luchtje gingen scheppen brak er opeens een oorverdovend gedonder uit van kanonnen en het afweergeschut, terwijl de bommen rondom ons in de zee ploften. Het raadsel (van het donderen de vorige dagen) was opgelost.
Het waren de Duitsers die ’s avonds en ’s morgens de Engelse konvooien langs de Engelse kust bombardeerden.
Ik stond blootshoofds onder een reddingsboot toe te kijken hoe een koopvaardijschip zonk en de bemanning in het water worstelde. We stopten niet. Het laatste schip van het konvooi werd geacht dit te doen.

De ontvangst in Engeland

Ze werden in Lowestoft van boord gezet en onder militaire begeleiding naar Londen gebracht. In de Patriotic School werden ze vastgezet en dag en nacht verhoord. Ze konden het maar niet geloven dat ze met een zeilkano van Duitse makelij in vijf dagen de overtocht hadden gemaakt. Rudi en Jaap werden tenslotte, op voorspraak van andere Nederlanders die in Engeland waren en hen kenden, in vrijheid gesteld.

Swing Bridge, harbour Lowestoft – Suffolk

Patriotic School
Op de Patriotic School werden gevluchte buitenlanders die in Engeland aankwamen, ontvangen door het London Reception Centre en getest op hun betrouwbaarheid om infiltratie te voorkomen. Zij werden verhoord door officieren van de contraspionage (MI5), waar onder Oreste Pinto en Nol Wolters. De Nederlanders die de toets doorstonden gingen vervolgens naar Eaton Square 82, waar de Nederlandse Centrale Inlichtingen Dienst (CID) zat onder leiding van François van ’t Sant en zijn opvolger mr. R.P.J. Derksema (aug. 1941 – juli 1942). Hun afdeling ondervroeg Engelandvaarders voor een andere reden, zij wilden weten hoe het in Nederland was.

Royal Victoria Patriotic School, Londen

Oreste Pinto
Vanaf april 1941 was overste Oreste Pinto, onder de schuilnaam ‘Frank Jackson’ als chef Nederland werkzaam bij MI5. Hij was voornamelijk betrokken bij de ondervraging van vreemdelingen, vooral Nederlandse Engelandvaarders. Hier werden ze uit veiligheidsvoorzorgen dagen, of zelfs wekenlang diepgaand ondervraagd. In dit verhoor kwamen onder meer aan de orde de persoonlijke en familiegegevens, een eventueel verzetsverleden in Nederland, de beschrijving van de afgelegde weg naar Engeland, en een opgave van wie er ‘goed’ of ‘fout’ was in de woon- en werkomgeving van de Engelandvaarder. Men heeft er tijdens de verhoren wel degelijk enige Abwehragenten uitgehaald. Goedgekeurde Engelandvaarders werden op theevisite bij koningin Wilhelmina uitgenodigd. Na deze soms wekenlange ondervragingen, werden de vrijgelaten Nederlanders vanaf juli 1942 opgevangen in een zgn. safehouse, Florys House in Wimbledon Park. Daar konden ze na alle inspanningen op verhaal komen. Voor die tijd verbleven ze in de Patriotic School, dat geen pretje was. Door toedoen van minister Boeyen kregen de Engelandvaarders een eigen opvanghuis, Huize Florys.

Oreste Pinto op latere leeftijd                Er zijn de nodige boeken over Oreste Pinto geschreven.

Onderstaand  ter illustratie de persoonlijke ervaring van twee PIB’ers (militairen van de Prinses Irene Brigade) Henk Leusink en Bas van der Rest.
(bron: www.prinsesirenebrigade.nl)

“In de ongeveer tien dagen dat ik in de Patriotic school verbleef, werd ik meermalen ondervraagd en wilde men precies weten met welke reden ik naar Engeland was gekomen. Ik moest de plaatsen noemen waar ik geweest was en bij wie ik onderdak had gekregen. Je leefde er helemaal afgezonderd van de buitenwereld. Je mocht wel enkele keren per dag rondwandelen op de afgesloten buitenplaats. Hier rook je de Londense smog en zag je in de lucht diverse kleine Zeppelins aan kabels boven de stad hangen.”

“Als er ’s nachts luchtalarm was moest je verzamelen in een grote gemeenschappelijke ondergrondse ruimte. Als het lawaai van bominslagen en sirenes afnam, kwam er het ‘all clear’-toon van de sirenes en vertrok iedereen weer naar zijn kamer.”
“Na verhoren door de Engelse Mi5 werden we overgedragen aan de Nederlandse instanties en begon alles weer van voren af aan. Die Pinto was de ene keer een charmante vaderlijke ondervrager en een andere keer leek hij op een agent van de Gestapo. Hij zat daar achter zijn bureau onder het staatsieportret van Koningin Wilhelmina. Hij was vrij gezet en had een getaand gezicht, zwart haar en grote donkere ogen, die groter leken door de bril met die bolle glazen. Tijdens de ondervraging blies hij met zijn pijp een lange rookkegel voor zich uit”.

Koningin Wilhelmina en Prins Bernhard verlaten “Oranjehaven” na de opening op 2 juni 1942,
foto: Nationaal Archief

Het tehuis voor de Engelandvaarders in Londen kreeg de naam ‘Oranjehaven’ en was gevestigd op 23 Hyde Park Place. Hier konden Nederlanders elkaar treffen, een borreltje drinken, een hapje eten en acclimatiseren. De Nederlandse instanties zorgden voor onderdak. Bovendien kreeg men er kleding en zakgeld uitgereikt.

Het pand met de trapgevel is: ‘Oranjehaven’

Vervolg verhaal Rudi van Daalen Wetters

Nadat we in vrijheid waren gesteld hebben we ons gemeld bij ZKH Prins Bernard en hoofd CID van ’t Sand. Wij waardeerden ook ten zeerste een audiëntie bij Hare Majesteit Koningin Wilhelmina, in Hollands uniform nog wel!
We gaven ons op voor de opleiding tot parachutist – intelligence – saboteur. We wilden namelijk meedoen aan het “Englandspiel”. Uiteindelijk duurde dit te lang, vanwege de grote aanvraag. Op een morgen liepen we tenslotte met ons verhaal, na een late nacht, bij het Air Ministry binnen. You guessed it, we werden gebombardeerd tot jachtvlieger. Eerst vlogen de vliegtuigen ons, later werd dat een beetje beter en kregen we de overhand.
Na met Belgen, Fransen, Polen en zelfs Engelsen gevlogen te hebben kwam ik tenslotte bij het zojuist op 12 juni 1943 opgerichte 322 Dutch Spitfire Squadron terecht.

Rudi helpt Prins Bernhard uit de Spitfire

Rudi Van Daalen Wetters ontvangt van Prins Bernhard het Vliegerskruis

ZKH Prins Bernard en ons voormalige Nederlands-Indië hadden een groot aandeel en waren ten zeerste betrokken bij de oprichting van dit Squadron.
Vele operationele vluchten volgden boven bezet gebied, maar het vliegen van patrouilles ter bescherming van konvooien tegen Duitse bommenwerpers had voor mij toch wel een speciale bekoring. Op 6 juni 1944, de invasie van Normandië.

Jaap van Hamel
Onze trouwe, dappere en fanatieke Jaap van Hamel sneuvelde. Met hem zo vele anderen.
Zelf overleefde ik de oorlog. Toen wij in Hannover bij de ruïnes van de Volkswagenfabriek geraakten, was de oorlog voorbij.
Op 4 mei 1945 was ik terug in het ouderlijk huis als kapitein vlieger. Een vreugdevol weerzien. Maar er volgde een treurig weerzien bij de familie van Hamel.
Het is voor het eerst na al deze jaren (45 jaar) dat ik iets aan het papier toevertrouw en ik zou hier nog boekdelen over kunnen schrijven.

Zomer 1994

Rudi van Daalen Wetters is op 3 oktober 1999 in Amerika overleden.

Jaap van Hamel en Rudi van Daalen Wetters maakten vanaf de zomer van 1943 als piloot van een Spitfire beiden deel uit van het 322 Dutch Squadron van de Royal Air Force.

Jaap van Hamel overleefde de oorlog niet, hij stortte op 11 april 1944 met zijn Spitfire neer in de buurt van het Engelse Rothbury.
Door een mankement op grote hoogte aan het zuurstofsysteem raakte hij bewusteloos.
Van Hamel is op een kleine begraafplaats van Chevington (Northumberland) in het bijzijn van vertegenwoordigers van Koningin Wilhelmina en de Nederlandse regering begraven.